Marijke de Bie filmde Sef Peeters in de laatste jaren van zijn leven. Haar natuurlijke manier van registreren doet je bijna vergeten dat je via het oog van de camera kijkt. Je bent bij Sef, zoals het was als je hem ontmoette. Hij is aan het werk en zodra hij afstand neemt, vertelt hij. Niet over zichzelf, maar over kunst en zijn verwondering voor de werkelijkheid. Woorden en letters maken ook deel uitvan de werkelijkheid, als fysieke dingen met een eigen beeldende kracht. In de film zie je ze verschijnen op een muur, ronddraaien in een carrousel en uitgesproken worden door de kunstenaar.
In deel 1 van de film volgt de camera Sef Peeters tijdens het laatste jaar waarin hij actief was als kunstenaar. Hij tekent zijn heldere, imperfecte letters in houtskool op de muur, maar doet een misrekening, veegt alles uit en begint opnieuw, totdat de letters op de goede plek staan en zelfstandig als beeld verder kunnen. Als hij werkt praat hij niet. Daarna vertelt hij over kunst en kunstenaarschap, zonder zijn werk te interpreteren of te omkaderen met de gesproken woorden. Dat doet de film ook niet. ‘Je komt altijd uit bij iets wat je niet kent, en daar duik je in’, zegt hij. Af en toe stelt De Bie een vraag. ‘Die vraag gaat meer over jou dan over mij’, reageert Peeters. Met de betekenis van die woorden kun je vervolgens spelen.
In het middendeel is het beeld zwart en klinkt alleen de stem van Peeters. Een stem verzwakt door ziekte, maar hij wil verder praten over kunst, over wat het is om kunstenaar te zijn. Daar is hij nog steeds niet uit. ‘Ben ik ook kunstenaar als ik slaap?’ De Bie vraagt hem niet naar zijn ziekte of naar zijn visie op de dood. Die is al genoeg aanwezig in de beelden. Daarin kan hij de betekenis van een woord als ‘dood’ oprekken. Doordat je het kunt ronddraaien en op z’n kop zetten, leer je ermee leven. Al lijkt het gesprek nooit persoonlijk te worden, het is het juist wel, want, zegt Peeters, ‘kunst gaat altijd over jezelf’. In kunst kun je zeggen wat je te zeggen hebt, ook al lukt dat vaak niet. ‘Het blijft worstelen met wat er op dat moment mogelijk is’.
In deel 3, de epiloog, is De Bie in het atelier van Sef Peeters. De ruimte is verlaten. Ze had verder willen praten en filmen, maar met Peeters’ dood kwam er een natuurlijk einde aan het gesprek. Nu bladert er iemand met handschoenen aan door een stapel schetsen en aantekeningen. Kladjes waarop woorden en zinnen zijn geformuleerd die op een dag beelden kunnen worden: ‘waar wil ik naar toe / wat laat ik achter / wat neem ik
mee’. Je verbeelding neemt het al over.
Florette Dijkstra, februari 2020